canard

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  canard    (hulp, bestand)
  • IPA: ka'nar
Woordafbreking
  • ca·nard
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘loos bericht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1872 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord canard canards
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

canard m

  1. (media) bewust vervalst nieuwsbericht; valse hype
    • Een canard in een roddelblaadje. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord canard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  canard    (hulp, bestand)
  • IPA: /kanaʁ/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  canard     le canard     canards     les canards  

Zelfstandig naamwoord

canard m

  1. (dierkunde) eend
  2. (dierkunde) woerd
  3. (spreektaal) krantje, (sensatie)blaadje [1]
  4. (spreektaal) in likeur gedoopt suikerklontje [1]
  5. (spreektaal) vals gerucht [1]
  6. (spreektaal) tortelduif, minnaar
  1. «Il passe tout son temps avec sa nana, celui-là, c’est un vrai canard
    Hij brengt al zijn tijd met zijn vrouw door, hij is een echte minnaar. [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.