campagne

Nederlands

[1] vaccinatie campagne
Uitspraak
  • Geluid:  campagne    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑmˈpɑɲə/
Woordafbreking
  • cam·pag·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veldtocht’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord campagne campagnes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

campagne v/m

  1. een actie voor een bepaald doel, verkiezingsstrijd
    • De toon van de VVD is de laatste week op zijn zachtst gezegd nogal stevig. Dat heeft alles te maken met de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen, die woensdag 20 maart plaatsvinden. Rutte en Dijkhoff willen kiezers op rechts die nu voor Wilders en Baudet kiezen, graag terug. [3] 
  1. (militair) veldtocht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • campagnejaar, campagneleider
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord campagne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.