buste
Nederlands
[1] boezem
![](../I/m/L'Image_et_le_Pouvoir_-_Buste_d'homme_cuirass%C3%A9-2.jpg)
[2] borstbeeld
Woordafbreking
- bus·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘borstbeeld’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buste | busten bustes |
verkleinwoord | bustetje | bustetjes |
Verwante begrippen
- [2] standbeeld
Hyponiemen
- [3] pasbuste
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bussen |
buste
- enkelvoud verleden tijd van bussen
- Ik buste.
- Jij buste.
- Hij, zij, het buste.
- Ik buste.
Gangbaarheid
- Het woord buste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buste' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.