busrit

Nederlands

samen een busritje maken
Uitspraak
Woordafbreking
  • bus·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord busrit busritten
verkleinwoord busritje busritjes

Zelfstandig naamwoord

busrit m [1]

  1. een korte reis met een autobus
    • De busrit is voor Stijn geen pretje. Misselijk hangt hij tussen de anderen op de achterbank. De achterbank is voor de stoere jongens. [2] 
    • Voorlopig geldt er een proefperiode van zes maanden. Nadien wordt het project geëvalueerd. Minister Pascal Smet tekende present voor de eerste busrit van de campus richting het stadscentrum. [3] 
    • Hoek gaat door in de KNVB-beker. De Zeeuwen wonnen na een lange busrit nu wel de strafschoppenserie van FC Lisse. De reeks eindigde op het Lisser sportpark Ter Specke in 6-5 voor de Zeeuwse ploeg. [4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord busrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Dam, Arend Echte helden zwijgen niet [2012] ISBN 978-90-475-0440-5 pagina 36
  3. de Standaard MAANDAG 13 NOVEMBER 2017
  4. Tubantia Tijani Goullet 11-oktober-2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.