autorit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autorit autoritten
verkleinwoord autoritje autoritjes

Zelfstandig naamwoord

autorit m

  1. (verkeer) een reisje met de auto
    • Wij maakten iedere week een autoritje naar opa en oma. 

Gangbaarheid

  • Het woord autorit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.