buikdans
Nederlands
Woordafbreking
- buik·dans
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buik zn en dans zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buikdans | buikdansen |
verkleinwoord | buikdansje | buikdansjes |
Zelfstandig naamwoord
buikdans m [1]
- (dans) een dansvorm afkomstig uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika waarbij de verschillende lichaamsdelen (heupen en buik) veelal onafhankelijk van elkaar bewegen
Vertalingen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
buikdansen |
buikdans
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikdansen
- Ik buikdans.
- gebiedende wijs van buikdansen
- Buikdans!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikdansen
- Buikdans je?
- Als ik buikdans, voel ik me ook ongelofelijk zelfverzekerd. [2]
Gangbaarheid
- Het woord buikdans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buikdans' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.