buffer
Nederlands
[1]treinbuffer
Woordafbreking
- buf·fer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stootkussen’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buffer | buffers |
verkleinwoord | buffertje | buffertjes |
Zelfstandig naamwoord
buffer m
- (spoorwegen) elk van de paarsgewijs aan de kopeinden van locomotieven en wagons aangebrachte stootbalken
- medium dat in staat is tijdelijke grote vraag in de afvoer op te vangen omdat de gemiddelde aanvoer dat niet aan zou kunnen
- (informatica) tijdelijk geheugen in rekenmachines, computers , randapparaten e.d
- Door de stroomuitval was het buffer gewist
- (scheikunde) een waterige oplossing van twee stoffen die zich in een bepaald evenwicht bevinden en een bepaalde pH aannemen, bufferoplossing
- (economie) hoeveelheid (geld)middelen dat gebruikt kan worden om onverwachte gebeurtenissen op te vangen
- Door hun spaargeld hadden ze voldoende buffer om de gevolgen van het ontslag op te kunnen vangen.
Verwante begrippen
- [1] bumper, stootkussen
Hyponiemen
- aardgasbuffer, conjunctuurbuffer, deurbuffer, hoefbuffer, kapitaalbuffer, klimaatbuffer, waterbuffer
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. locomotief
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bufferen |
buffer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bufferen
- Ik buffer.
- gebiedende wijs van bufferen
- Buffer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bufferen
- Buffer je?
Gangbaarheid
- Het woord buffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buffer' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.