briefkaart
Nederlands
![](../I/m/DutchPostalCard1871.jpg)
Briefkaart 1871
Woordafbreking
- brief·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brief en kaart
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | briefkaart | briefkaarten |
verkleinwoord | briefkaartje | briefkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
briefkaart v/m
- een korte brief in de vorm van een kaart meestal met voorgedrukte postzegel
- Mijn oma zond me vaak zomaar een briefkaart.
Hyponiemen
- bloembriefkaart, prentbriefkaart, stadsbriefkaart
Afgeleide begrippen
- briefkaartactie, briefkaartenactie, briefkaartformaat, briefkaartregel
Vertalingen
1. een korte brief in de vorm van een kaart
Gangbaarheid
- Het woord briefkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'briefkaart' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.