brevet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bre·vet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘diploma’ voor het eerst aangetroffen in 1444 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord brevet brevetten
verkleinwoord brevetje brevetjes

Zelfstandig naamwoord

brevet o [3]

  1. diploma waarbij een bevoegdheid tot het uitoefenen van een functie wordt verleend
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord brevet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bre·vet
Naar frequentie 3154

Zelfstandig naamwoord

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bre·vet
Naar frequentie 1709

Zelfstandig naamwoord

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bre·vet

Zelfstandig naamwoord

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie 2222

Zelfstandig naamwoord

brevet

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van brev
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.