breidel
Nederlands
Woordafbreking
- brei·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | breidel | breidels |
verkleinwoord | breideltje | breideltjes |
Zelfstandig naamwoord
breidel m
- een hoofdstel waarmee een paard gemend wordt
- Hij moest nog een breidel voor het paard aanschaffen.
Hyponiemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
breidelen |
breidel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breidelen
- Ik breidel.
- gebiedende wijs van breidelen
- Breidel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breidelen
- Breidel je?
Gangbaarheid
- Het woord breidel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'breidel' herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.