breidel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brei·del
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘toom’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord breidel breidels
verkleinwoord breideltje breideltjes

Zelfstandig naamwoord

breidel m

  1. een hoofdstel waarmee een paard gemend wordt
    • Hij moest nog een breidel voor het paard aanschaffen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
breidelen

breidel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breidelen
    • Ik breidel. 
  2. gebiedende wijs van breidelen
    • Breidel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van breidelen
    • Breidel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord breidel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
48 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.