brandspuit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·spuit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandspuit brandspuiten
verkleinwoord brandspuitje brandspuitjes

Zelfstandig naamwoord

brandspuit v/m

  1. een grote slang met een metalen eindstuk, bedoeld voor het spuiten van bluswater
    • Zet er nog maar een brandspuit op. 
Overerving en ontlening
Hyponiemen
  • handbrandspuit, motorbrandspuit, slangbrandspuit, stoombrandspuit
Afgeleide begrippen
  • brandspuitgast, brandspuithuis, brandspuitkleed, brandspuitslang
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord brandspuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.