brandhout
Nederlands
Woordafbreking
- brand·hout
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van brand ww en hout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandhout | - |
verkleinwoord | brandhoutje | brandhoutjes |
Zelfstandig naamwoord
brandhout o
- hout dat gebruikt wordt om te verbranden
- Het brandhout was bijna op, dus werd er een boom omgehakt.
- hout van een te slechte kwaliteit om er iets van te maken
- De bank was gemaakt van brandhout en stortte meteen in elkaar toen de jongen erop ging zitten.
Vertalingen
1. hout dat gebruikt wordt om te verbranden
Gangbaarheid
- Het woord brandhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'brandhout' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.