brandhout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandhout -
verkleinwoord brandhoutje brandhoutjes

Zelfstandig naamwoord

brandhout o

  1. hout dat gebruikt wordt om te verbranden
    • Het brandhout was bijna op, dus werd er een boom omgehakt. 
  1. hout van een te slechte kwaliteit om er iets van te maken
    • De bank was gemaakt van brandhout en stortte meteen in elkaar toen de jongen erop ging zitten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord brandhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.