bosui
Nederlands
![](../I/m/Scallion.jpg)
Woordafbreking
- bosĀ·ui
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos en ui
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosui | bosuien |
verkleinwoord | bosuitje | bosuitjes |
Zelfstandig naamwoord
bosui m
- (groente) een jonge, onvolgroeide geboste ui met blad
- Het kookboek van het Voedingscentrum staat vol met gerechten die je elders ook tegenkomt. Slechts in een heel enkel geval weten de recepten te verrassen. Dit is een van de weinige recepten waarbij dat is gelukt. Een avondmaaltijd met mosselen, bosui en sinaasappel waarbij je het beste sperziebonen en (volkoren) stokbrood kunt serveren.[1]
Synoniemen
- lente-ui, sla-ui, schalulleke
Gangbaarheid
- Het woord bosui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bosui' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Sam de Voogt 23 maart 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.