boomblauwtje

Nederlands

1. een boomblauwtje

Uitspraak

Geluid: boomblauwtje (hulp, bestand)
IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbom.blɑʊ̯.cə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.blɔʊ̯.tʲə/

Woordafbreking

boom·blauw·tje

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van boom en blauwtje

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	-	-
verkleinwoord	boomblauwtje	boomblauwtjes

Zelfstandig naamwoord

boomblauwtje o dim. tant.

(insecten) (Celastrina argiolus) een dagvlinder uit de familie Lycaenidae

- Er zat een boomblauwtje op tafel tussen de bloemen.

Vertalingen

1. een dagvlinder uit de familie Lycaenidae

Duits Faulbaum-Bläuling ^(de) m
Engels Holly Blue ^(en)

Frans Azuré des nerpruns ^(fr) m, Argus à bande noire ^(fr) m
Zweeds tosteblåvinge ^(sv) g

Gangbaarheid

Het woord 'boomblauwtje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.