bondslid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bondslid bondsleden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bondslid o [1]

  1. iemand die lid is van een vakbond
    • Voor zover bekend is Aldo van der Laan geen bondslid. [2] 
  1. lid van een sportbond
    • De voormalige Deense voetbalvedette Michael Laudrup wordt geen bondscoach van Denemarken. Hij werd benaderd, maar past voor de functie, meldde een bondslid van de Deense voetbalfederatie DBU. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
  • niet-vakbondslid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bondslid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.