bondslid
Nederlands
Woordafbreking
- bonds·lid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bond zn en lid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bondslid | bondsleden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bondslid o [1]
- iemand die lid is van een vakbond
- Voor zover bekend is Aldo van der Laan geen bondslid. [2]
- lid van een sportbond
- De voormalige Deense voetbalvedette Michael Laudrup wordt geen bondscoach van Denemarken. Hij werd benaderd, maar past voor de functie, meldde een bondslid van de Deense voetbalfederatie DBU. [3]
Gangbaarheid
- Het woord bondslid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bondslid' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 03-03-16, Munsterman moet vrezen voor royement KNVB
- De Standaard 23/11/2015 Michael Laudrup past voor Deense nationale elf
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.