blauwig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  blauwig    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈblʌʊəχ/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈblʌːβ̞əx/
Woordafbreking
  • blau·wig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van blauw met het achtervoegsel -ig.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen blauwigblauwigerblauwigst
verbogen blauwigeblauwigereblauwigste
partitief blauwigsblauwigers-

Bijvoeglijk naamwoord

blauwig

  1. een beetje blauw
    • Na zijn val had zijn gezicht iets blauwigs. 
  1. op blauw lijkend
    • Dit groen is bijna blauwig. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord blauwig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.