beëdigen
Nederlands
Woordafbreking
- be·edi·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beëdigen |
beëdigde |
beëdigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beëdigen
- overgankelijk iemand installeren in een ambt door de ambtseed af te nemen
- Het kolonelsbewind in Athene werd beëdigd door koning Konstantijn en dit is de koning bijzonder kwalijk genomen.
Vertalingen
1. iemand installeren in een ambt door de ambtseed af te nemen
Gangbaarheid
- Het woord beëdigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beëdigen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.