beëdigde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·edig·de

Deelwoord

beëdigde

  1. verbogen vorm van het voltooid deelwoord beëdigd van beëdigen

Bijvoeglijk naamwoord

beëdigde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beëdigd

Werkwoord

vervoeging van
beëdigen

beëdigde

  1. enkelvoud verleden tijd van beëdigen
    • Ik beëdigde. 
    • Jij beëdigde. 
    • Hij, zij, het beëdigde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.