bezoeker
Nederlands
Woordafbreking
- be·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezoeker | bezoekers |
verkleinwoord | bezoekertje | bezoekertjes |
Zelfstandig naamwoord
bezoeker m
- een persoon die iemand of iets bezoekt
- De nieuwe website heeft gemiddeld 1400 bezoeker per maand.
Hyponiemen
Vertalingen
1. een persoon die iemand of iets bezoekt
Gangbaarheid
- Het woord bezoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezoeker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.