bezoeker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezoeker bezoekers
verkleinwoord bezoekertje bezoekertjes

Zelfstandig naamwoord

bezoeker m

  1. een persoon die iemand of iets bezoekt
    • De nieuwe website heeft gemiddeld 1400 bezoeker per maand. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.