bezittelijk
Nederlands
Woordafbreking
- be·zit·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bezittelijk | bezittelijker | bezittelijkst |
verbogen | bezittelijke | bezittelijkere | bezittelijkste |
partitief | bezittelijks | bezittelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bezittelijk
- betrekking hebben op bezit
- Een bezittelijk voornaamwoord is een voornaamwoord dat betrekking heeft op bezit.
- 'Dat is zijn huis' = 'Dat is het huis dat hij bezit'.
Gangbaarheid
- Het woord bezittelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezittelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.