bezittelijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zit·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bezitten met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bezittelijkbezittelijkerbezittelijkst
verbogen bezittelijkebezittelijkerebezittelijkste
partitief bezittelijksbezittelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

bezittelijk

  1. betrekking hebben op bezit
    • Een bezittelijk voornaamwoord is een voornaamwoord dat betrekking heeft op bezit. 
'Dat is zijn huis' = 'Dat is het huis dat hij bezit'.
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bezittelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.