bevolkingsonderzoek
Nederlands
Woordafbreking
- be·vol·kings·on·der·zoek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bevolking en onderzoek met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevolkingsonderzoek | bevolkingsonderzoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bevolkingsonderzoek o [1]
- het onderzoeken van een in principe gezonde populatie om asymptomatische gevallen van een ziekte of aandoening op het spoor te komen, in de veronderstelling dat deze aandoening in een vroeg stadium misschien beter te behandelen is
- Flourishing, zoals deze opvatting van welbevinden heet in de psychologie, is een theorie over welzijn waarbij de mens ‘tot bloei komt’: hij of zij heeft goede relaties, voelt zich tevreden, en doet wat hij of zij goed kan en nuttig vindt. Laat je deze definitie los op het bevolkingsonderzoek Nemesis-II van het Trimbos-instituut, dan blijkt dat 37 procent van de Nederlanders het geluk heeft in volle bloei te staan. Deze mensen noemen zichzelf gelukkig, menen een betekenisvol leven te leiden en voelen zich een waardevol lid van de gemeenschap.[2]
Vertalingen
1. het onderzoeken van een in principe gezonde populatie om asymptomatische gevallen van een ziekte of aandoening op het spoor te komen, in de veronderstelling dat deze aandoening in een vroeg stadium misschien beter te behandelen is
Gangbaarheid
- Het woord bevolkingsonderzoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.