beving

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ving
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van beven met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord beving bevingen
verkleinwoord bevinkje bevinkjes

Zelfstandig naamwoord

beving v

  1. (seismologie) aardbeving, het trillen van de grond
    • De beving deed zich gisteravond voor en had een kracht van 6,1 op de schaal van Richter. 
  1. ongecontroleerde, schokkerige beweging van het lichaam
    • Door zijn ziekte had hij last van bevingen en verkrampingen. 
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bevangen

beving

  1. enkelvoud verleden tijd van bevangen
    • Ik beving. 
    • Jij beving. 
    • Hij, zij, het beving. 

Gangbaarheid

  • Het woord beving staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.