betreden
![](../I/m/Verboden_betreden.png)
verboden te betreden
Nederlands
Woordafbreking
- be·tre·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
betreden |
betrad |
betreden |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
betreden
- overgankelijk zich ergens (met de voeten) op begeven
- Hem werd gezegd dat hij de zolder in verband met instortingsgevaar maar beter niet kon betreden.
Vertalingen
1. zich ergens (met de voeten) op begeven
Werkwoord
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van betreden: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van |
---|
betreden |
betreden
- voltooid deelwoord van betreden
Gangbaarheid
- Het woord betreden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'betreden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.