benzinepomp
Nederlands
![](../I/m/Benzinestation_'s-Gravenmoer_P1130127.jpg)
2. benzinepomp
Woordafbreking
- ben·zi·ne·pomp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van benzine en pomp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benzinepomp | benzinepompen |
verkleinwoord | benzinepompje | benzinepompjes |
Zelfstandig naamwoord
benzinepomp v/m
- installatie bedoeld voor de verkoop van afgemeten hoeveelheden benzine
- Het tankstation heeft 4 benzinepompen.
- tankstation, benzinestation
- Ik ga even benzine tanken bij de benzinepomp.
- (motortechniek) brandstofpomp in een benzinemotor
- Toen de benzinepomp kapot ging stopte de auto met rijden.
Afgeleide begrippen
- [2] benzinepomphouder
Vertalingen
1. toestel waaruit men een afleesbare hoeveelheid benzine kan tanken
2. tankstation
3. brandstofpomp
Gangbaarheid
- Het woord benzinepomp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'benzinepomp' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.