bemoeien
Nederlands
Woordafbreking
- be·moei·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zich mengen in’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
- afgeleid van moeien met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bemoeien |
bemoeide |
bemoeid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bemoeien
- wederkerend zich ~ met: zich inlaten met zaken waar men niets mee te maken heeft
- Hij bemoeit zich er weer eens mee.
- Wij mogen ons niet bemoeien met dingen, die ons niet aangaan.' [3]
- wederkerend zich ~ met: zich bekommeren om iemand
- Ik bemoei me met niemand.
Afgeleide begrippen
- bemoeial, bemoeienis, bemoeiing, bemoeiziek, bemoeizorg, bemoeizucht, bemoeizuchtig
Vertalingen
1. zich inlaten met zaken waar men niets mee te maken heeft
2. zich bekommeren om iemand
Gangbaarheid
- Het woord bemoeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bemoeien' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "bemoeien" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- bemoeien op website: Etymologiebank.nl
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 34
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.