bekentenis
![](../I/m/Hamman001.jpg)
bekentenis / biecht door Edouard Hamman
Nederlands
Woordafbreking
- be·ken·te·nis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het erkennen’ voor het eerst aangetroffen in 1552 [1]
- Naamwoord van handeling van bekennen met het achtervoegsel -enis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bekentenis | bekentenissen |
verkleinwoord | bekentenisje | bekentenisjes |
Zelfstandig naamwoord
bekentenis v
- (juridisch) een verklaring waarin men toegeeft een bepaalde daad gepleegd te hebben
- Als de bekentenis van de verdachte het enige bewijs is in een strafzaak is het maar de vraag of de rechter dit ziet als een wettig en overtuigend bewijs.
- (religie) biecht, schuldbelijdenis
- Hij deed een bekentenis tijdens de biecht.
Vertalingen
1. een verklaring waarin men toegeeft een bepaalde daad gepleegd te hebben
Gangbaarheid
- Het woord bekentenis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bekentenis' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.