biecht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • biecht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘belijdenis (van zonden)’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord biecht biechten
verkleinwoord biechtje biechtjes

Zelfstandig naamwoord

biecht v/m

  1. de erkenning van zonden aan een geestelijke
    • De biecht is één van de zeven sacramenten van de Katholieke Kerk. 
Hyponiemen
  • oorbiecht, paasbiecht
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
biechten

biecht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van biechten
  2. gebiedende wijs van biechten

Gangbaarheid

  • Het woord biecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.