bei
Nederlands
Woordafbreking
- bei
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘Barbarijse vorst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1542 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bei | beien beis |
verkleinwoord | beitje | beitjes |
Verwijzingen
- "bei" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- bei op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- bei op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Duits
Uitspraak
- IPA: / baɪ̯ /
Woordafbreking
- bei
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van Oudhoogduitse woord "bī"
Voorzetsel
bei (met datief)
- bij (in de buurt van, in de nabijheid van)
- «Bleib bei mir!»
- Blijf bij mij!
- «Bleib bei mir!»
Voorzetsel
bei (met datief)
- tijdens (bij gelijktijdigheid van twee acties, processen, etc.)
- «Bei seinem Besuch unterschrieb er die Urkunde.»
- Tijdens zijn bezoek ondertekende hij de oorkonde.
- «Bei seinem Besuch unterschrieb er die Urkunde.»
Synoniemen
- während (met genitief)
Verwante begrippen
- beim
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.