beduimelen
Nederlands
Woordafbreking
- be·dui·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘door herhaald aanvatten bevlekken’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
- afleiding van duimelen "met de duim aanraken" met het voorvoegsel be-[2] lijkt meer plausibel[3] dan afleiding als frequentatief gevormd uit beduimen "(met de duim) aanraken" met het achtervoegsel -el[4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beduimelen |
beduimelde |
beduimeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beduimelen
- overgankelijk bevlekken door aanraking met vuile vingers
- Tot hun grote ergenis beduimelde hij hun vakantiefoto's.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord beduimelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beduimelen' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "beduimelen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Gerritsen, J. Een Nieuw Etymologisch Woordenboek (2004) Groningen p. 6; geraadpleegd 2014-05-20
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.