bedtijd
Nederlands
Woordafbreking
- bed·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bed en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedtijd | bedtijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bedtijd m
- tijd om te gaan slapen
- Het was nog een uur of wat voor bedtijd en hij besloot nog een straatje om te gaan.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bedtijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bedtijd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.