beangstigen
Nederlands
Woordafbreking
- be·ang·sti·gen
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van angst met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ig of afgeleid van angstig met het voorvoegsel be-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beangstigen |
beangstigde |
beangstigd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beangstigen
- overgankelijk vrees inboezemen
- De gedachte aan een mogelijk terugkeer ervan beangstigde hem nauwelijks.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord beangstigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beangstigen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.