baten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voordeel brengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
baten
baatte
gebaat
zwak -t volledig

Werkwoord

baten

  1. helpen, van nut zijn
    • Wat hij ook probeerde, het baatte allemaal niet. 
    • De chirurg heeft erg zijn best gedaan, maar helaas het mocht niet baten, oma is toch overleden. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

baten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord baat: (boekhouding) het geld dat voor iets ontvangen is of ontvangen moet worden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord baten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Noors

Woordafbreking
  • ba·ten
Naar frequentie 13935

Zelfstandig naamwoord

baten, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bate

Nynorsk

Woordafbreking
  • ba·ten

Zelfstandig naamwoord

baten, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bate

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
batir

baten

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van batir
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.