bamboe

Niet te verwarren met: baboe
Bamboeplanten in Kyoto (Japan).

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bamboe    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bɑmbu/
Woordafbreking
  • bam·boe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘grasachtige plantengeslachten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bamboe bamboes
verkleinwoord bamboetje bamboetjes

Zelfstandig naamwoord

bamboe m

  1. (plantkunde) Bambusoideae een reuzengrassoort afkomstig uit Azië waarvan de scheuten van sommigen eetbaar zijn
    • Bamboe is het voedsel van de reuzenpanda. 
  1. stok gemaakt van bamboe
    • De ondeugende jongen kreeg slaag met het bamboetje van zijn vader. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bamboe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.