badhuis

1. Voormalig badhuis Javaplein Amsterdam

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badhuis badhuizen
verkleinwoord badhuisje badhuisjes

Zelfstandig naamwoord

badhuis o [1]

  1. openbare inrichting waar men tegen betaling een bad of douche kan nemen
    • Toen nog niet alle woningen een eigen douche of bad hadden, ging men wekelijks naar het badhuis 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord badhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.