badgast
Nederlands
Woordafbreking
- bad·gast
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bad en gast [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badgast | badgasten |
verkleinwoord | badgastje | badgastjes |
Zelfstandig naamwoord
badgast m
- een persoon die een badplaats bezoekt
- De badgasten dienen te betalen alvorens het zwembad te betreden.
- (scheldwoord) rare kerel, iemand die zich vreemd gedraagt.
Gangbaarheid
- Het woord badgast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'badgast' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.