babyboom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  babyboom    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbe.bi.buːm/
Woordafbreking
  • ba·by·boom
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels: Samenstelling van baby en boom
enkelvoud meervoud
naamwoord babyboom babybooms
verkleinwoord babyboompje babyboompjes

Zelfstandig naamwoord

babyboom m

  1. (demografie) een periode waarin ongewoon veel kinderen geboren worden
  2. (specifiek) de opleving van het geboortecijfer gedurende de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog in West-Europa en de Verenigde Staten
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord babyboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.