babyboom
Nederlands
Woordafbreking
- ba·by·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | babyboom | babybooms |
verkleinwoord | babyboompje | babyboompjes |
Zelfstandig naamwoord
babyboom m
- (demografie) een periode waarin ongewoon veel kinderen geboren worden
- (specifiek) de opleving van het geboortecijfer gedurende de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog in West-Europa en de Verenigde Staten
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een periode waarin ongewoon veel kinderen geboren worden
Gangbaarheid
- Het woord babyboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'babyboom' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.