auditorium
Nederlands
![](../I/m/Auditorio_de_Tenerife_Pano.jpg)
auditorium (2) van Tenerife
Woordafbreking
- au·di·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gehoorzaal’ voor het eerst aangetroffen in 1634 [1]
- afgeleid van het Latijnse audīre (horen) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | auditorium | auditoria auditoriums |
verkleinwoord | auditoriumpje | auditoriumpjes |
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord auditorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'auditorium' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.