audicien

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·di·cien
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘specialist voor audiologische apparatuur’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • Afgeleid van auditeur met het achtervoegsel -cien net als bv opticien [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord audicien audiciens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

audicien m

  1. (beroep) winkelier die is opgeleid om hoortoestellen aan te meten en te verkopen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord audicien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
39 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.