auditeur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·di·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord auditeur auditeurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

auditeur m [2]

  1. ambtenaar bij het auditoraat van de Raad van State
  2. auditeur-generaal
Afgeleide begrippen
  • auditeur-generaal, auditeur-militair

Gangbaarheid

  • Het woord auditeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.