attractie
![](../I/m/Overzicht_van_de_attractie_van_de_Vliegende_Fakir_in_het_Sprookjesbos_-_Kaatsheuvel_-_20400115_-_RCE.jpg)
attractie in attractiepark
Nederlands
Woordafbreking
- at·trac·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aantrekking(skracht)’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
- afgeleid van het Franse attraction of daarvoor van het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | attractie | attracties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
attractie v [2]
- aantrekking
- datgene wat aantrekkingskracht uitoefent, aantrekkelijkheid, mogelijkheid tot vermaak, vermakelijkheid
- Fata Morgana is een van de attracties van de Efteling.
- (natuurkunde) aantrekking of aantrekkingskracht
- (taalkunde) zinsbouw op grond van betekenisassociatie, niet van grammaticaal verband
Hyponiemen
- circusattractie, kermisattractie, ochtendattractie, sterattractie, toeristenattractie, topattractie, waterattractie
Gangbaarheid
- Het woord attractie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'attractie' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.