arena
Nederlands
Woordafbreking
- are·na
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘middendeel in amfitheater’ voor het eerst aangetroffen in 1661 [1]
- van Latijn arena [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arena | arena's |
verkleinwoord | arenaatje | arenaatjes |
Zelfstandig naamwoord
arena v/m
- schouwtoneel, met meestal niet meer dan een zanderige bodem, waar wedstrijden, gevechten of circusvoorstellingen gehouden worden
- De dompteur betrad de arena met een fikse zweep in de hand en opende de kooi met de leeuw.
Gangbaarheid
- Het woord arena staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'arena' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwijzingen
- arena in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.