aorta
Nederlands
Woordafbreking
- aor·ta
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘lichaamsslagader’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aorta | aorta's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
aorta v/m
- (anatomie) de slagader die van het hart naar het lichaam, behalve de longen, loopt
Vertalingen
1. de slagader die van het hart naar het lichaam, behalve de longen, loopt
Gangbaarheid
- Het woord aorta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aorta' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /a.ˈoɾ.ta/
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.