antagonist
Nederlands
Woordafbreking
- an·ta·go·nist
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tegenstander’ voor het eerst aangetroffen in 1689 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antagonist | antagonisten |
verkleinwoord | antagonistje | antagonistjes |
Zelfstandig naamwoord
antagonist m
- (medisch) tegenwerkend middel of orgaan
- (letterkunde) (film) belangrijkste tegenspeler (in een conflict)
Vertalingen
1. tegenwerkend middel of orgaan
2. belangrijkste tegenspeler
|
|
Gangbaarheid
- Het woord antagonist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'antagonist' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.