analgeticum
Nederlands
Woordafbreking
- an·al·ge·ti·cum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘pijnstiller’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- afgeleid van analgeet met het achtervoegsel -icum [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | analgeticum | analgetica |
verkleinwoord | analgeticumpje | analgeticumpjes |
Zelfstandig naamwoord
analgeticum o
- (medisch) een pijnstiller
- Hoe lang zit hij al aan de analgetica?
Vertalingen
1. een pijnstiller
|
|
Gangbaarheid
- Het woord analgeticum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'analgeticum' herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.