afweken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·we·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afweken
weekte af
afgeweekt
zwak -t volledig

Werkwoord

afweken [1]

  1. onovergankelijk door weken loslaten
  2. overgankelijk iets zo lang weken tot het loslaat

Werkwoord

vervoeging van
afwijken

afweken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afwijken
    • ...dat wij afweken. 
    • ...dat jullie afweken. 
    • ...dat zij afweken. 

Zelfstandig naamwoord

afweken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord afweek

Gangbaarheid

  • Het woord afweken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.