afweken
Nederlands
Woordafbreking
- af·we·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en weken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afweken |
weekte af |
afgeweekt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afweken [1]
- onovergankelijk door weken loslaten
- overgankelijk iets zo lang weken tot het loslaat
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afwijken |
afweken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afwijken
- ...dat wij afweken.
- ...dat jullie afweken.
- ...dat zij afweken.
- ...dat wij afweken.
Gangbaarheid
- Het woord afweken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afweken' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.