aftands
Nederlands
Woordafbreking
- af·tands
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘oud’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- samenstellende afleiding van af (bijwoord) en tand (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -s
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aftands | aftandser | aftandst |
verbogen | aftandse | aftandsere | aftandste |
partitief | aftands | aftandsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aftands
- ouderwets en niet meer bij de tijd
- Het aftandse huis werd vorig jaar gesloopt.
Gangbaarheid
- Het woord aftands staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aftands' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.