afstappen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afstappen
stapte af
afgestapt
zwak -t volledig

Werkwoord

afstappen [1]

  1. ermee ophouden, ervan afzien
  2. onovergankelijk omlaag stappen (van een fiets etc.)
  3. onovergankelijk uitstappen (uit een voertuig)
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

afstappen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord afstap

Gangbaarheid

  • Het woord afstappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.