afstap
Nederlands
Woordafbreking
- af·stap
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en stap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afstap | afstappen |
verkleinwoord | afstapje | afstapjes |
Zelfstandig naamwoord
afstap m
- een trede waardoor men lager kan komen o.a. nodig om uit een autobus te kunnen stappen.
- De oude vrouw miste het afstapje waardoor ze viel en haar heup brak.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstappen |
afstap
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstappen
- ... dat ik afstap.
Gangbaarheid
- Het woord afstap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afstap' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.