afstap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afstap afstappen
verkleinwoord afstapje afstapjes

Zelfstandig naamwoord

afstap m

  1. een trede waardoor men lager kan komen o.a. nodig om uit een autobus te kunnen stappen.
    • De oude vrouw miste het afstapje waardoor ze viel en haar heup brak. 

Werkwoord

vervoeging van
afstappen

afstap

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstappen
    • ... dat ik afstap. 

Gangbaarheid

  • Het woord afstap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.