afremmen
Nederlands
Woordafbreking
- af·rem·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en remmen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afremmen |
remde af |
afgeremd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afremmen
- overgankelijk de snelheid van iets doen verminderen
- Hij remde de wagen af.
- ergatief minder vaart maken
- Optrekken en afremmen.
- De wagen remde af.
- overgankelijk, (figuurlijk) verminderen
- Medicijnen tegen een hoge bloeddruk of allergieën kunnen de lust afremmen.
- De te enthousiaste jongen moest door zijn ouders worden afgeremd.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afremmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afremmen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.