afremming

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·rem·ming
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van afremmen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord afremming afremmingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

afremming v [1]

  1. het zorgen dat iets langzamer gaat; zorgen dat iets minder snel gaat
    • Op de lokale markt daalde Neways 1,2 procent. De producent van elektronische componenten meldde dat aanhoudende componentenschaarste en moeite bij werving van extra personeel leiden tot afremming van de omzetgroei en druk op de organisatie. [2] 
    • De inslag van raketdeeltjes was alleen voor de inzittenden van de cockpit meteen dodelijk. De andere inzittenden kregen te maken met extreme omstandigheden: het oorverdovende geluid van de raketinslag, abrupte afremming en versnelling, decompressie en daardoor mistvorming, teruglopend zuurstofgehalte, extreme kou, het snelle dalen van het vliegtuig en rondvliegende objecten. [3] 
Synoniemen
  • beteugeling
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afremming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.